Ondernemingsklimaat

Daar gaan we weer, denk ik dan, als ik lees hoe econoom Ron Hogenboom zijn artikel nog eens samenvat: “Alleen door verbetering van het ondernemingsklimaat kunnen bedrijven worden verleid te investeren en daarmee nieuwe banen en duurzame groei te creëren.”

Zou hij dat nu echt zelf geloven? Dat een directie die bekijkt wat ze toch met de opbrengsten uit de onderneming komen zullen doen zich afvraagt of “het ondernemingsklimaat” nu gunstig genoeg is om een deel van de winst te gaan investeren in bijvoorbeeld uitbreiding van de productiecapaciteit?

Zelf denk ik dat die directie op zo’n moment eigenlijk maar naar één ding kijkt: is er voldoende vraag naar onze producten? Raken we de producten die we extra gaan maken op de markt wel kwijt? En als het antwoord daarop bevestigend is, lijkt het me niet dat de volgende vraag dan is: “gaan we over al dat geld wat we daar meer mee gaan verdienen dan niet teveel belasting betalen, want dan kunnen we het beter niet doen.”

Econoom Ron Hogenboom denkt waarschijnlijk echt zoals hij schrijft, omdat dat nu eenmaal is wat hij in zijn opleiding tot econoom uit “de handboeken” heeft geleerd. Die handboeken schrijven dat trouw van elkaar over, zonder dat daar ooit een goed argument of wetenschappelijk verantwoord onderzoek aan ten grondslag gelegen heeft. Waar komt het dan vandaan? Van de noodzaak een antwoord te vinden op de theorie van Keynes, die zegt dat economische groei afhangt van de effectieve vraag naar producten. Een dermate open deur dat het de economen heel veel moeite kost die weer dicht te krijgen. Want met deze theorie ligt de weg open voor de overheid om in geval van recessie de effectieve vraag aan te blazen met overheidsinvesteringen. Op den duur moeten die (volgens economen als Ron Hogenboom) betaald worden uit belastingen dan wel uit geldontwaarding. Twee dingen waar rechts vanouds een broertje dood aan heeft. Voor Keynes is het betalen van de rekening geen probleem: als de economie groeit, groeit vanzelf de belastingopbrengst mee.

Niet overtuigd? Hoe goed was “het reële ondernemingsklimaat” in het Amerika van de jaren vijftig, de Eisenhower tijd, ook wel gezien als de gouden periode van de Amerikaanse economie? Het ging toen met zo’n beetje alle bedrijven in Amerika heel erg goed, er was enorme groei van de economie. En… er was een marginaal belastingtarief van 90%! Volgens moderne economen als Ron Hogenboom zou er in een dergelijke economie niets geïnvesteerd worden. Het omgekeerde was echter het geval. En dat is niet eens zo moeilijk te begrijpen. Die 90% belasting moesten bedrijven namelijk niet betalen over de gehele opbrengst van het bedrijf, maar (net als nog steeds overal) over dat gedeelte van de opbrengst dat als winst aan de eigenaar (de aandeelhouders) werd uitgekeerd. Bedrijven stonden dus voor een heldere keuze: betalen we het overgrote deel van de opbrengst aan de fiscus, of investeren we dat liever in ons bedrijf?

Helemaal geen toeval dus, dat die jaren bekend staan als de gouden jaren. En de overheid had meteen geld genoeg om een heel netwerk van interstate highways aan te leggen. Zelfs voor het fatsoenlijk onderhouden daarvan is nu geen geld meer. Door toedoen van economen als Ron Hogenboom.

Consumentenvertrouwen – de basis van de economie

Het consumentenvertrouwen is de basis onder de economie. Zo gauw dat afneemt komt de economie in zwaar weer. En dat is de laatste tijd stevig het geval. volgens het CBS  is het vertrouwen van de consument nog nooit zo laag geweest als nu.

Nu is de belangrijkste reden dat rechts (lees: de overheersende economische theorie) wil bezuinigen juist dit consumentenvertrouwen. Het idee is, dat een hoog tekort bij de overheid ertoe leidt dat de burger denkt: “verhip, dat gaat niet goed, dan gaan op den duur de belastingen omhoog”. Die burger wordt dan geacht geld te gaan sparen voor deze toekomstige hogere belastingen en daardoor zakt dan het vertrouwen en de besteding van de consument en krijgen we crisis.

Het vreemde is nu, dat rechts dit alles niet verwacht wanneer je van “de burger” zijn ontslagbescherming afpakt (want daardoor zal hij toch juist sneller een baan krijgen) of andere straffe bezuinigingen treft.

Zo hadden we altijd nog één groep in de samenleving die gewoon doorging met geld uitgeven: de gepensioneerden. Die kochten gewoon net als voorheen iedere drie jaar een nieuwe auto, renoveerden keuken en badkamer, terwijl de werkenden zuinigjes afwachtten of hun baan nog wel behouden zou blijven. Maar ook daar is nu iets op gevonden: de pensioenen gaan we ook korten, want de dekking van de fondsen is te laag.

Dat die dekking vooral te laag is door het belachelijk lage rentepercentage dat de Nederlandse staat nu betaalt, dat is voor onze politici en journalisten kennelijk niet te bevatten. Maar als economisch herstel begint met herstel van vertrouwen bij consumenten, dan zou het iets laten oplopen van de rente die De Jager moet betalen voor de volgende staatslening misschien helemaal niet zo’n gek begin zijn. Hoeven de pensioenen niet omlaag en kunnen de ouderen weer beginnen met geld uitgeven.